donder - Zelfstandignaamwoord
1. (meteorologie) een zeer luid geluid bij onweer
♢ Hij is bang voor donder.
2. (informeel) het lichaam
♢ Hij kreeg op z'n donder (hij kreeg straf maar dat hoeft lang niet altijd een lijfstraf te zijn).
donder - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van donderen
♢ Ik donder
2. gebiedende wijs van donderen
♢ donder!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van donderen
♢ donder je?
Gepubliceerd op 13-11-2017
donder
betekenis & definitie