Gepubliceerd op 31-10-2017

alledag

betekenis & definitie

alledag - Bijwoord
1. gewoon, niet bijzonder, steeds terugkerend
Wij leven in een welvarend en aantrekkelijk land, ook in vergelijking met andere landen, en beschikken over goede voorzieningen, een goede infrastructuur en een sterke rechtsstaat. We hebben heel veel om trots op te zijn en op verder te bouwen. Tegelijkertijd zijn in de maalstroom van alledag onrust en onbehagen kenmerken van deze tijd.