Gepubliceerd op 31-10-2017

afvallen

betekenis & definitie

afvallen - Werkwoord
1. ergatief gewicht verliezen
De dikke man wilde in korte tijd veel afvallen.
2. ergatief de koers van een schip in de richting van de lijzijde wijzigen
We gingen veel te scherp aan de wind, dus gaf de schipper bevel tot afvallen.
3. ergatief ontrouw worden aan zijn geloof
Nadat zijn vrouw was overleden, ondanks alle gebeden die hij gebeden had, is hij van zijn geloof afgevallen.
4. ergatief vallen vanaf een hoger gelegen plek
Hij was bang dan zijn kinderen van het muurtje af zouden vallen het diepe ravijn in.
5. ergatief niet meer meetellen, niet meer kunnen meedoen
Vijf van de zes studenten zullen afvallen, want het is nu eenmaal een heel zware studie.
6. elkaar steunen
Vader en moeder zullen elkaar nooit afvallen in tegenwoordigheid van vreemden.

Woordherkomst
samenstelling van af(bijwoord) en vallen(werkwoord)

Synoniemen
[1]: vermageren

Antoniemen
[1]: aankomen
[2]: oploeven

Verwante begrippen
afval, afvallig, afvalligheid