afvallen - Werkwoord
1. ergatief gewicht verliezen
♢ De dikke man wilde in korte tijd veel afvallen.
2. ergatief de koers van een schip in de richting van de lijzijde wijzigen
♢ We gingen veel te scherp aan de wind, dus gaf de schipper bevel tot afvallen.
3. ergatief ontrouw worden aan zijn geloof
♢ Nadat zijn vrouw was overleden, ondanks alle gebeden die hij gebeden had, is hij van zijn geloof afgevallen.
4. ergatief vallen vanaf een hoger gelegen plek
♢ Hij was bang dan zijn kinderen van het muurtje af zouden vallen het diepe ravijn in.
5. ergatief niet meer meetellen, niet meer kunnen meedoen
♢ Vijf van de zes studenten zullen afvallen, want het is nu eenmaal een heel zware studie.
6. elkaar steunen
♢ Vader en moeder zullen elkaar nooit afvallen in tegenwoordigheid van vreemden.
Woordherkomst
samenstelling van af(bijwoord) en vallen(werkwoord)
Synoniemen
[1]: vermageren
Antoniemen
[1]: aankomen
[2]: oploeven
Verwante begrippen
afval, afvallig, afvalligheid
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: