Zo noemt men in Egypte de reusachtige stenen beelden, in de gedaante van een leeuwenlichaam met een menschen hoofd (meestal van een koning). Zij stellen den Zonnegod voor. De bekendste is de Sphinx bij Giseh, die 20 M. hoog is en in 1818 weer uit het woestijnzand werd opgedolven.
In de Griekse sagenleer was de Sphinx een gevleugeld monster in leeuwen gedaante en met een jonkvrouwelijk gelaat, door Juno naar de stad Thebe gezonden, om de bewoners angst aan te jagen. Zij zat op een rots niet ver van de stad en gai eiken voorbijganger het raadsel op : „Wie loopt's morgens op vier, 's middags op twee en 's avonds op drie voeten?" Wie dit raadsel niet kon oplossen, wierp zij van de rots te pletter. Oedipus — een bekend persoon uit de Griekse sagenleer — antwoordde: „Dat is de mensch; 's morgens (d. w. z. in zijn levensmorgen) kruipt hij op handen en voeten, op zijn middag loopt hij op twee beenen, in in zijn avond gaat hij gebukt op den stok." Het raadsel was opgelost en de Sphinx stortte zich nu zelf van de rots te pletter.