Onder de Joden ontstond tijdens de Makkabeeën een partij, die de bepalingen van de wet zowel op het openbare als het private leven in al haar strengheid wilde toepassen. Door deze uiterlijke vroomheid werd haar aanzien onder het volk steeds groter.
In de eerste tijden der Joodse gemeente waren de priesters meestal tevens de schriftgeleerden , doch later stegen de laatsten in aanzien en stelden de priesters in de schaduw. In de twee laatste eeuwen van het zelfstandig bestaan van de Joodse natie waren de schriftgeleerden, die tevens de leiding van den kerkdienst hadden en dus met het volk in onmiddellijke aanraking kwamen; vandaar dat zij ten tijde van Jezus zoveel invloed hadden. Wel namen zij met pijnlijke nauwkeurigheid alle uiterlijke godsdienstige voorschriften in acht (zij verdienden bijvoorbeeld de dille, door wijze van een klein plantje gaven zij ook nog de tienden aan de priesters) ; zij vergaten evenwel dikwijls het innerlijke van den godsdienst: rechtvaardigheid en liefde, die bij hen niet zoveel golden als doode ceremoniën of voorschriften. Het merendeel van hen waren huichelaars en schijnheiligen, die naar eigen eer en roem streefden. Zij zijn dan ook het toonbeeld geworden van schijnheilige huichelaars. Hun tegenstanders waren de Sadduceeën