Karaat (van 't Arabisch kîrât en dit van het Grieks keration, een peulvrucht, nl. Ceratonia siliqua L., waarvan de zaadkorrels als gewichtje werden aangenomen), een verouderd gewicht, thans nog bij 't wegen van diamant in gebruik; 1 karaat of 4 grein is dan 2,05 dG.
De grootste diamant was de Cullinan, in 1905 in de Transvaal gewonden; woog ruw 5025 karaat; hij werd aan Koning Eduard VII van Engeland cadeau gedaan, die hem liet kloven (wegens een kleine onzuiverheid) ; de twee stukken zijn elk toch nog zwaarder dan eenig andere bekende diamant (zij wegen resp. 516 en 509 karaat). Verder zijn o. a. bekend de Orlow (aan de punt van den voormaligen Russische scepter), wegende 194 karaat; de Regent (Franse kroonjuweel) van 136 karaat; de Koh-i-noor (oftewel berg des lichts; Engelsche kroon- juweel) van 106 karaat.
Ook om het gehalte van goud aan te geven gebruikt men den naam karaat. Zuiver goud stelt men op 24 karaat; dus 18- karaatsgoud is goud, dat 18 deelen fijn op 24 deelen bevat; het gehalte is dan 18/24 of 0.750