(Cuv.) Eig. (Syn. SERRASALMOPIRAYA Cuv.). Zoetwaterhaai, SUR. Pirin, N.E. Fam.
Characinidae. Zoetwatervisch. Verspreiding: Suriname, Guiana, Amazone tot Rio das Velhas en Paraguay. Het lichaam is hoog en zijdelings gedrukt, de buikzijde is kielvormig en gezaagd. Bek kort en stomp. De kieuwopeningen wijd; schubben zeer klein.
De rugvin zit meer naar achteren en de vetvin is bij oudere exemplaren gestraald. Deze visch is blauw met regenboogkleurigen en goudenweerschijn op den rug. Buik en kieuwdeksels geel. De rugvin en de staartvin hebben blauwachtige tinten, de andere vinnen trekken meer naar het gele. De kaken zijn gewapend met driehoekige, snijdende tanden; de pirins zijn zeer vraatzuchtige, gevaarlijke visschen, die mensch en dier aanvallen. Zij houden zich meest in den bovenloop der rivieren op, doch komen in den regentijd ook wel nabij de monden. De pirin wordt een voet lang, zelden grooter.