Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Koelie

betekenis & definitie

Met dezen naam duidt men in Suriname de Britsch-Indische immigranten aan. Het woord is afkomstig uit het Tamiel of de taal van Malabar, beteekent een gehuurden arbeider, een daglooner, bij uitbreiding een sjouwer (zie ook Veth.

Uit Oost en West, blz. 297-302) en komt in Suriname in allerlei samenstellingen voor; zoo wordt b.v. de agent-generaal koelie-papa genoemd. De Br. Ind. tolken heeten er koelie-tolken. Men spreekt van koelie-boter, koelie-rijst, enz.