Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Epiphyten

betekenis & definitie

zijn planten, die de eigenschap bezitten op andere planten te leven zonder daaraan voedsel te onttrekken, zooals parasieten doen. In de gematigde streken zijn het meestal lagere planten, als wieren, korstmossen en mossen, die deze eigenschap bezitten; in de tropen en vooral in de streken waar een voldoende hoeveelheid regen valt, zijn er ook talrijke hoogere planten, die epiphytisch kunnen leven.

Het zijn allen planten die een zóó groote behoefte aan licht hebben, dat de nogal duistere bodem van het oerwoud voor hen te donker is. In Suriname is het klimaat bijzonder geschikt voor de ontwikkeling van epiphyten, en ze zijn er dan ook zeer algemeen. Daar er niet veel voedsel en plaats voor aanhechting is op den boomtak, waarop ze leven, zijn het meest kleine planten. Ze zijn echter alle in het bezit van gemakkelijk verspreidbare zaden of vruchten, ten deele doordat de vruchten door vogels gegeten worden, zoodat de zaden met de excrementen van den vogel op de boomtakken kunnen komen, voor een ander deel doordat de zaden uiterst licht en klein zijn en door den wind zeer gemakkelijk verspreid worden. Om deze reden behooren ook vele varens tot de epiphyten, daar hunne sporen bijzonder gemakkelijk door den wind worden meegenomen.De Orchideeën, waarvan in Suriname eenige honderden soorten vóórkomen, zijn een plantenfamilie waarvan een overgroot deel epiphytisch leeft. Ze hebben uiterst fijne en lichte zaden, die met een soort ballonnetje omgeven zijn, waardoor de mogelijkheid van verspreiding door den wind grooter wordt. Bovendien hebben ze meest harde en leerachtige bladeren, die op een waterrijke knol gezeten zijn. Daar reeds een kortstondige droogte de boomschors waarop de epiphyt vastgehecht is, geheel doet uitdrogen, is zulk een waterreservoir van groote beteekenis. De harde leerachtige bladeren verdampen heel moeilijk water en ook dit maakt, dat de plant niet spoedig watergebrek heeft. De wortels der Orchideeën zijn ten deele hechtwortels, die de plant aan den tak vasthechten, ten deele voedingswortels, die in de spleten van de boomschors voedsel zoeken, ten deele luchtwortels, die vrij naar beneden neerhangen en in staat zijn door een omhullend weefsel water en waterdamp op te nemen.

De Araceeën of Aronskelkachtigen hebben besvruchten, die door vogels gegeten worden en waarvan de zaden met de uitwerpselen der vogels op de boomtakken kunnen komen, waar ze kiemen. De aldus gevormde planten maken vaak luchtwortels, die loodrecht naar beneden hangen en zoo lang worden dat ze den grond bereiken. Ze vertakken zich in den bodem en voeren dus ook uit den bodem voedsel naar de plant toe. Die luchtwortels doen dan sterk denken aan lianen, maar ze zijn veel weeker en slapper en zijn steeds cirkelrond op doorsnede.

Behalve de hierboven genoemde plantenfamilies der Orchideeën en Araceeën, zijn ook de Bromeliaceeën of boschananassen in den regel als epiphyten ontwikkeld. Men herkent ze gemakkelijk aan de rosetten van harde, meest aan den rand gestekelde bladeren. Sommige soorten komen ook voor op rotsplaten in het binnenland, waar ze trouwens dezelfde levensomstandigheden vinden als op de boomtakken n.l. veel licht en een tijdelijk drogen, moeilijk te doordringen bodem.

Verder leveren ook de familie der Gesneriaceeën, de Varens en nog talrijke andere plantenfamilies epiphytische vormen.

A.P.