Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Homo

betekenis & definitie

1 [Lat., verwant met humus = aarde] man, mens; - homini lupus, de ene mens is een wolf voor de andere; - economicus, de economische mens (van moderne tijd tegenover vroeger); - faber, de technische mens (als voorgaande); - ludens, de spelende mens; - mensura, de mens als maatstaf aller dingen; - Neanderthalensis, prehistorisch mensenras waarvan resten het eerst in het Neanderthal gevonden zijn; - Heidelbergensis, prehistorisch mensenras waarvan resten bij Heidelberg gevonden zijn; - novus, (lett.: een nieuw man) een pas opgekomen figuur; - primigenius, (lett.: de eerste mens) voorondersteld oeroud mensenras in Europa; - recens, de historische mens (biologisch gezien, derhalve met eigen kenmerken tegenover de prehistorische rassen); - sapiens, (lett.: de wetende mens) de met rede begaafde mens (tegenover dier); - sum, humani nil a me alienum puto, ik ben een mens, niets van het menselijke acht ik mij vreemd; unius libri, (lett.: man van één boek) weinig belezen man, die dat weinige echter uitstekend beheerst.

2 zn & bw, afk. van homofiel of homoseksueel, z.a. (vgl. hetero).