[v. Lat. frons, frontis = voorhoofd; ook: breedte]
1 voorkant van gebouw e.d., gevel;
2 (mil.) eerste gelid van een opgestelde troep soldaten;
3 (mil.) gevechtslinie van een oorlogvoerend leger (bijv.: hij werd naar het front gezonden); ook: dergelijke linies van twee vijandelijke legers tegenover elkaar (bijv.: het westelijk front); (fig.) gebied waarin problemen worden uitgevochten (bijv.: het front van de loonpolitiek);
4 (met.) horizontale grens tussen twee verschillende luchtsoorten, spec. tussen een koude en een warme (bijv.: van het zuiden uit trok een onweersfront over het land);
5 (kynologie) borst en voorbeen van de hond.