Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

David

betekenis & definitie

m

Hebr. 'lieveling, vriend’ (?). Naam van de opvolger van Saul als koning van Israël. Als herdersjongen overwinnaar van de reus Goliath, als koning de eigenlijke grondvester van het rijk. Hij maakte Jeruzalem tot hoofdstad. Hij is een belangrijk psalmdichter. De heilige David, patroon van Wales, was Davis (Dewi) van Menevia, geb. 480 è 500.

Hij was apostel van Zuid-Wales, Cornwall en Bretagne; kerk. feestdag; 1 maart: St. David’s in Wales. Zie ook Dewi. Ook enige koningen van Schotland droegen de naam. De naam kwam vroeg in gebruik: Elzas 744 (Socin); Rijnland 1068 (Littger, 186, ziet mogelijkheid van 'Angleichung' aan Germ. naam als Deot-had); West-Vla. 7e-9e eeuw (Leys); Holl. 12e eeuw.