Gepubliceerd op 16-11-2020

Zanddrijver Zandreiger

betekenis & definitie

Volksnamen voor de Fuut ← (Zanddrijver in Reeuwijk en Sluipwijk (ZH)). De motivatie voor deze namen lijkt, oppervlakkig gezien, vrij gemakkelijk ‘in te vullen': de vogel drijft op het water, heefteen stevige snavel en een lange nek als van een Reiger, eet vis als deze en heeft desnoods de kleur van (donker) zand.

Maar het is wel zeer ws. dat de ene naam uit de andere ontstaan is, en zelfs kan men zich afvragen of niet beide namen uit *Satijndrijver of Satijnduiker ← zijn ontstaan. De overweging daarbij is dat het volk ‘satijn' een duur en onbekend woord gevonden zal hebben, waarbij de neiging bestond het te verbasteren. Dat blijkt dan inderdaad ook het geval bij de volksnaam Certijnduiker voor de Fuut. Toen het niet zeer toepasselijke ‘zand-' eenmaal uit satijn was ontstaan, was er ook geen belemmering meer om ook het tweede element te verbasteren, zij het dat men zich zou kunnen hebben afgevraagd, of 'zand' in combinatie met 'drijver' nog wel logisch was. Misschien hééft men dat ook werkelijk gedaan, en is vervolgens, via metanalyse, de naam Zandreiger ontstaan, welke ornithologisch gezien ook nergens op slaat, maar verder 'zou kunnen'.

In Wickevoort Crommelin et al. 1858 (p.217) worden Zanddrijver voor de Roodkeelduiker en Kleine zanddrijver voor Kuifduiker en Geoorde Fuut genoemd. Mogelijk zijn dit deels vergissingen of foute voorlichting vanuit het ‘publiek', want Schlegel 1858 noemt de naam Zanddrijver niet meer onder de Roodkeelduiker; wel onder de Fuut ("Ook Zanddrijver, Certijnduiker, Satijnduiker en in Noord-Brabant Keizer genoemd."). De naam Kleine zanddrijver noemt hij nog steeds voor Kuifduiker en Geoorde Fuut. Albarda 1897 noemt tien volksnamen voor de Fuut, waaronder Zandreiger, Zanddrijver, Certijnduiker en Satijnduiker. Hij geeft de volksnaam Kleine Zanddrijver op voor de Kuifduiker.

ETYMOLOGIE N zand <mnl sant <onl sand(onderdeel van toponiem) (893 [VT]); fries san <oudfries sond; D Sand <mhd sampt <ohd sant; E sand <oudengels sand, sond; zweeds/ noors/deens sand <oudnoords sandr (>fins santa, laps saddo); germ *sanda-, *samda<oergerm *samat, *sam(a)dhe-. Vgl. Gr ayaQoQ amathos 'zand' metpsamathos 'zand, strand'. R pesók 'zand' vgl. Pesótsjnik 'Strandloper', letterlijk'zandloper' ←.

Lat sabulum >mfr sablun (1125) >F sablon, sable 'zand(vlakte)'. Sp sablón (naast: arena). It sabbia.