Gepubliceerd op 16-11-2020

Witbandkruisbek

betekenis & definitie

Loxia leucoptera J F Gmelin 1789. Soort van kruisbek, die van de Kruisbek ← verschilt door het bezit van twee witte 'banden' (banen) over de vleugel die gevormd worden door de witte toppen van de grote en middelste vleugeldekveren.

De Witbandkruisbek broedt voornamelijk in Siberië, en komt invasiegewijs naar de Scandinavische landen. Van de eerste maal dat daarbij ook N bezocht werd, maakt Schlegel gewag: in februari 1846 werden twee exemplaren bij Baarn gevangen [Schlegel 1852; Schlegel 1858; Van IJzendoorn et al. 1996]. Fries Wytbankrüsbek ←.BENOEMINGSGESCHIEDENIS Schlegel 1852 hanteert de naam "Witbandige kruisbek" (cursief). Albarda 1897 en Coomans de Ruiter et al. 1947: Witband-kruisbek. Thijsse 1944: Witband Kruisbek.

ETYMOLOGIE Nwit <mnl/mndwit; oudnederfr wit; fries wyt <oudfries hwit; D weiß <mhd wiz <ohd wiz, hwiz; E white (verwisseling van h en w) <oudengels hwit; noors hvit, deens hvid, zweeds vit, ijsl hvit <oudnoords hvitr; gotisch hweits [Hempel 1966 p.18]; idg *kweit, overeenkomend met oudindisch sveta 'wit', litouws svintu 'licht worden' en R cBeT swet '(dag)licht, schijn'; ook: 'wereld' <oudslavisch svetu 'licht, morgenrood' en/of idg *kweid, overeenkomend met oudindisch svindate 'straalt, glanst) en litouwssvidus 'blank' [NEW 1992].