Gepubliceerd op 16-11-2020

Veldvlieger

betekenis & definitie

Volksnaam, door B&TS 1995 en vD 1970 genoemd voor resp. de Holenduif en "veldduif", welke staat omschreven als "wilde duif, (zuidn) soort van huisduif". Houttuyn 1763 noemt de naam en zijn synoniem Blaauwe Duif als ‘vertaling' voor Linnaeus' eerste uit het geslacht der Duiven, te weten Columba oenas.

De omschrijving van Linnaeus laat, zowel volgens Linnaeus zelf als volgens Houttuyn, toe, onder C. oenas mede de destijds veel gehouden tamme Duiven te verstaan! Dit nu verklaart de naam Veldvlieger, die op zichzelf vrij nietszeggend lijkt: immers, alle Duiven vliegen van tijd tot tijd in en boven het veld! Maar met die tamme Duiven lag dat 'zich in het veld bevinden' heel gevoelig! Enerzijds waren er oude verordeningen dat men niet op Duiven mocht schieten (zeker de 'ongekwalificeerden tot de Jagt' niet!), anderzijds was het wel duidelijk dat alle Duiven, en dus ook de tamme, aan de veldgewassen knabbelden. Dit leidde er toe dat het houden van tamme Duiven, vooral om de eieren en het vlees, aan strenge voorwaarden werd gebonden. Men mocht alleen "... Duiven houden, welke in 't Veld vliegen, of een Duifhuis zetten ...", wanneer men tenminste over een zeker areaal aan grond in de onmiddellijke omgeving van zijn woning beschikte [Houttuyn 1763 p.430/433]! De naam van het lemma is op Helgoland nog gangbaar, als Lütj Feldflüchter of Letj Feldflichter 'Holenduif' [Reichenow 1920; De Vries 1912].

< >