Gepubliceerd op 16-11-2020

Papegaaiduiker

betekenis & definitie

Fratercula arctica (Linnaeus: Alca) 1758. De op één-na kleinste vertegenwoordiger van de Alkenfamilie (Alcidae) in de noordoostelijke Atlantische Oceaan; in de Lage Landen verschijnt hij vrij zeldzaam aan de kust.

Hij heeft vooral in de broedtijd een dikke (/hoge) en felgekleurde snavel en een wit gezicht. Hoewel geen enkele Papegaai zo'n veelkleurige snavel heeft, doet het geheel van kop en snavel van deze Alkachtige enigszins aan bepaalde soorten Papegaaien denken (Geelvleugelara Ara macao bijv.). Voor het tweede element: zie Duiker. De onderhavige naam vinden we bij Schlegel 1852 vetgedrukt.

Fries Seepappegaai <fries Sé(-)pappegaei luidt als de oude N naam bij Houttuyn 1763: ZeePappegaay. Houttuyn noemt ook de namen Groenlandsche Pappegaay en Noordsche Pappegaay.

Een deels gelijke opeenvolging van namen als in het N vindt men in het D: Papageitaucher [Glutz 1982] <Seepapagei [De Vries 1928 p.110; Schlegel 1858 p.490] <Larventaucher (D Larve 'masker' <Lat) [Thijsse 1944; Schlegel 1844]. Het benoemingsmotief heeft ook bij een aantal volksnamen op de Britse Eilanden en in Noorwegen (waar men de soort als broedvogel kent) gespeeld: E Sea Parrot (1694), Parrot-billed Willy (Sussex), schots Ailsa parrot, noors Sjopapegoye etc. Het benoemingsmotief was er mogelijkerwijs al bij *Psitta marina t.t.v. John Caius (15111573) (meer daarover sub Zee-Aakster).

De namen met 'Papegaai' kunnen niet ouder zijn dan de naam Papegaai zelf (maar deze gaat toch al terug op het 4e kw. van de 13e eeuw [VT]) in deze contreien, maar ws. is hij zelfs aanzienlijk jonger, omdat de Papegaaiduiker in de Lage Landen zelden zal zijn opgemerkt. Des te opmerkelijker zou het zijn als F Macareux (1760) moine via F Macreuse 'Zwarte Zee-eend Melanitta nigra', normandisch macrouse en mf macrolle uit fries Markol 'Meerkol= Meerkoet Fulica atra' zou zijn voortgekomen, zoals Robert 1993 (p.1317 & 1320) veronderstelt. F moine 'monnik'; vgl. wetenschappelijke naam Fratercula, letterlijk ‘broedertje', maar in vrouwelijke vorm, ws. doordat er het vrouwelijk woord Avis aan voorafgegaan gedacht moet worden [Coomans et al. 1947] en de E volksnaam Pope (‘Paus'). C&C 1995 verklaren F Macareux uit F (poésie) macaronique 'oude, burleske poëzievorm doorspekt met veel Lat woorden'. Burlesk of clownesk is ook de Papegaaiduiker. It Pulcinella di mare ('clown. van de zee') ondersteunt de opvattingvan C&C.

Een in de F literatuur nog niet gevonden verklaring stel ik voor als volgt: F Macareux (1760) <F/mf *Mascareux, te vergelijken met F mascaron 'groteske kop, aan gevel etc.'. Dit benoemingsmotief wordt gesteund door andere namen voor deze soort, waarin het woord masker of de betekenis ‘masker' opgesloten zitten, zoals pools Maskonur (Nur '(Zee)duiker', vgl. R HMPOK Nyrok 'Duikeend, Witoogeend A. nyroca'), de oude D naam Larventaucher (D Larve 'masker') en de oude wetenschappelijke naam Mormon (Gr mormon 'masker, schrikbeeld, spook') [Schlegel 1844p.108].

{Ook de in Jonston 1660 vermelde naam "Capricalca" (indien gelezen als Capric-alca, 'grillige alk'?) zou betrekking kunnen hebben op de kop (wit gezicht, zwart omlijnd) en de bonte dikke snavel. Maar Wilms 960516 maakt aannemelijk dat deze afbreking naar de oorspr. namen niet correct is: hij vermeldt keltisch Calcach 'Papegaaiduiker' en ook Capricolca bij Sibbald 1684 en keltisch Colc en Colcach (daarnaast ook Alc) als namen voor de Eidereend, waarbij keltisch/gaelic colc 'dons'. De afbeelding in Jonston (Tab.48) is overigens niet zeer natuurgetrouw. Keltisch Nath (in Noord Cornwall) en norn1 Norie (>Norrie) (op Shetland en de Orkneys) zijn namen voor de Papegaaiduiker en duiden op de snavelvorm, als van een (brede) 'spaander' ^letterlijke betekenis van deze woorden [Lockwood 1993]). Nóri is de naam van een dwerg in het oudnoords. Norie is ook een familienaam in Engeland.

Bij deze achternaam Norie is de jongensnaam Tammie (Tommy) gevoegd om samen als Tammie Norie (sinds 1825) eveneens een naam voor de Papegaaiduiker te vormen. Op de Farne Islands kent men de naam Tom Noddy voor de soort (voor de etymologie zie sub Noddy) [Jackson 1968]. Tamin Noordam (geb. 8 juni 1996) is genoemd naar de zoon van een schotse bioloog, met wie het echtpaar Noordam te Leiden onderzoek uitvoerde naar de Dwergarend in de Coto Donana. Tamin betekent ook 'Papegaaiduiker'. Deze naam wordt niet genoemd in Lockwood 1993 en Jackson 1968, maar is ws. ontstaan uit Tammie Norie.}

1 Norn is de van oorsprong oudnoordse taal die nu nog gesproken wordt op Shetland en de Orkneys.