Gepubliceerd op 16-11-2020

Lachduif Lachduifje

betekenis & definitie

Streptopelia ‘risoria’ (L.), d.w.z. de gedomesticeerde vorm van de Izabeltortel Streptopelia roseogrisea (Sundevall: Columba) 1857 (1). Calkoen 1903 noemt de eerste naam van het lemma.

Ook vD 1904 noemt deze naam. In NV deel 5 (1829) heet de soort ("Columba risoria") Gekraagde Tortel-Duif.(2) Naam in Zeeuws-Vlaanderen en Boutersem (BB) voor de Turkse Tortel ← [WBD 2001]. WVD 1996 plaatst de naam van het lemma, en ook Lacheduif, Lacheduifje, bij de Tortelduif S. turtur, maar dit berust wel vrijwel zeker op een slordigheid; het moet de Turkse Tortel S. decaocto zijn], deze maakt net als S. roseogrisea een hees-lachend geluid [eigen wn.].

ETYMOLOGIE N lach <lachen <mnl lachen (c.1220-1240 [VT]); oudsaksisch hlahhian; D lachen <mhd lachen <ohd (h)lahhen; fries laitsje, laaitsje <oudfries hlackia; Elaugh <oudengels hllehhan; noors le, zweeds le 'fijntjes lachen' <oudnoords hlrnja; gotisch hlahjan. Deh in het germ correspondeert met de k-klank in Lat clango 'geluid geven, schreeuwen'; vgl. sub Bastaardarend) <Gr KAayyp klangè 'klank, geschreeuw, gezang'.