Gepubliceerd op 16-11-2020

Lachmeeuw

betekenis & definitie

Larus atricilla Linnaeus 1758. (1) De amerikaanse 'tegenhanger' van onze Kokmeeuw (2), die met een oude N benaming óók wel Lachmeeuw genoemd werd (bijv. bij Van Balen 1915). Het beeld van de lachende vogel (naar het geluid dat hij maakt) zit ook in de (sedert 1766 daterende) wetenschappelijke naam voor de Kokmeeuw (L. lidibundus) opgesloten.

E Laughing Gull 'Lachmeeuw' (1); D Lachmöwe = 'Kokmeeuw'; zweeds Skiattmas 'Kokmeeuw' (skiatta 'lachen'; Mas 'Meeuw'); F Mouette rieuse 'Kokmeeuw'.Een Lachmeeuw werd op 22 augustus 1997 in de stad Groningen door M Olthoff ontdekt en hiermee voor het eerst in N officieel vastgesteld. Het betrof een volwassen vogel.

Omdat Linnaeus 1758 de soort noemde, komt hij ook in Houttuyn 1763 ter sprake (p.149). De tekst luidt: "(5) Meeuw die wit is, met den Kop en de tippen der Wieken zwart, den Bek rood. V. Atricilla. Spotter.

Van CATESBY wordt deeze de groote Meeuw genoemd, hoewel hy weezentlyk onder de kleinen behoort, als niet grooter zynde dan een Duif. KLEIN noemt hem ook de kleine, met een zwarten Kop en rooden Bek, waar door hy van de andere Meeuwen genoegzaam is onderscheiden. Hy wordt van BRISSON Mouette rieuse, dat is lachend Meeuwtje of Spotter, geheten, om dat hy een soort van Lachend Geluid maakt. Ook was hem de naam van Laughing Gull door de Engelschen reeds gegeven. De Woonplaats is in Amerika en op de Westindische Eilanden."

In zijn Bladwyzer gebruikt Houttuyn de naam Spot-Meeuw. Het is wat bizar, dat de in Europa talrijke voorkomende Kokmeeuw noch in het werk van Linnaeus 1758, noch in dat van Houttuyn 1763 voorkomt.

Schlegel 1844 vermeldt, naast de Kokmeeuw, ook de Larus atricilla (onder de namen D Bleigrauköpfige Möve en F Mouette a capuchon plombé; geen N naam); volgens zijn opgaaf zou de soort "zufällig in Grossbritannien" gezien zijn (p.CXXVIl). Er is in die tijd nog wel steeds verwarring, o.a. met de dan nog nauwelijks bekende Zwartkopmeeuw [Schlegel 1844 p.114-115].