Calidris ferruginea (Pontoppidan: Tringa) 1763. In de Lage Landen slechts op de trek verschijnende Strandlopersoort met vrij lange, licht naar beneden gekromde snavel ('bek'; voor de etymologie zie sub Bontbekplevier).
Bij Albarda 1897 en Schlegel 1858 luidde de naam hetzelfde, maar werd hij met een verbindingsstreepje geschreven: Krombek-strandlooper. In Schlegel 1852 heet hij "krombekkigestrandlooper" (cursief). DeNnaam zou een vertaling kunnen zijn van deens Krumnxbbet Ryle of de oude D naam Bogenschnäbliger Strandläufer (thans Sichelstrandläufer). Het beeld van de vogel met de kromme snavel wordt in sommige andere talen ook verwoord door de soort te noemen naar de Wulp, die immers een vergelijkbare snavelvorm heeft (alleen wel veel langer): E CurlewSandpiper, zweeds Spovsnäppa (Spov 'Wulp'), Sp Correlimos zarapatrn (Zarapito 'Wulp') en mogelijk ook F Bécasseau cocorli (Courlis ='Wulp').Pontoppidan en Brünnich waren Denen, maar in de publicaties van 1763 en 1764 stond geen deense naam voor de soort; ook valt niet uit te sluiten dat Brünnich, ws. ook verantwoordelijk voor wat in Pontoppidans 'Atlas' over vogels geschreven is, met Ferrugineus (deels) ook het zomerkleed van de Kanoet op het oog heeft gehad! [Schioler 1925].
BENOEMINGSGESCHIEDENIS De oude N naam Roestkleurige Strandloper is slechts een vertaling van de wetenschappelijke naam (Lat ferrugo 'ijzerroest'). Bij B&O 1822 staat de "Tringa hyperborea, de Siberische Strandlooper"; hiermee moet wel de Krombekstrandloper bedoeld zijn. Inderdaad broedt de soort in Siberië (niet in Europa). Tegenwoordig heet een andere soort Siberische Strandloper ←.
In het mondelinge verkeer wordt de vogel tegenwoordig (1995) meestal aangeduid met de naam Krombek (1). Dit is dan gelijkluidend met de niet meer gebruikte N naam Krombek voor de Kruisbek ← (2) en de van oorsprong N naam voor het zuidafrikaanse Zangvogelgeslacht Crombec (Sylvietta).
ETYMOLOGIE N krom <mnl crom, cromb, cromp, crump; oudsaksisch krumb; fries krom, krüm <oudfries krumb; D krumm <ohd chrumb; oudengels crumb (nog behouden in E crumpet (letterlijk: 'omgekrulde koek') en E crumpled 'krom, gebogen'; noors/deens/zweeds krum; het woord komt ook in het keltisch voor: iers crom 'gebogen, krom' [Weekley 1967] en welsh/bretons cromlech 'dolmen, menhir' (letterlijk: 'gebogen steen'). Het woord is etymologisch verwant met krimpen 'kromtrekken', kramp ('kromtrekken' van de spieren) en kruipen 'in kromme houding voortgaan'; zie sub Boomkruiper). Men vergelijkt met Gr ypunóg grupós 'krom' en de idg wortel *ger 'krommen, winden, draaien'.