Naam voor de Huismus in Grathem (L) [WLD p.50]. Het eerste deel van de ss. vindt men ook in Korrepikker en Korrezeiker (Korenpikker en Korenzeiker) ←, duidend op de bekende relatie van de soort met koren.
Voor -feep zie Feep.ETYMOLOGIE N koren, koorn <koren, korne [VK] <mnl corn, coren, coorn, corne; D Korn <ohd korn; E corn <oudengels corn; fries koarn 'gerst' <oudfrieskorn; oudsaksisch korn; zweeds korn 'korrel, zaadje', noors korn <oudnoords korn; gotisch kaurn 'koren' en kaurno 'korrel'; verwante woorden buiten het germ: Lat granum '(graan)korrel, pit' (>F grain, >N graan, ook: N grein(tje)); oudiers gran 'koren, kern'; oudpruisisch (een uitgestorven baltische taal) syrne; oudkerkslavisch zrino, zruno 'koren, kern, bes' (>R zernó ‘graan, korrel'; litouws zirnis ‘erwt'; voor de basisbetekenis geeft Wahrig germ *kurna 'korrel' <idg *grno-; Muller & Renkema 1963: *g(e)r+ax 'fijn wrijven, malen' of NEW 1992: idg *ger 'rijp worden'. Etymologisch verwant is N kern (zie sub Kernbijter).