Gepubliceerd op 16-11-2020

Kob Kobbe

betekenis & definitie

Groningse en friese benamingen voor de Zilvermeeuw, ook wel voor andere Meeuwen (vgl. Kobmeeuw, Kokmeeuw en Kapmeeuw).

Kob is thans de officiële friese naam voor de Kokmeeuw [Boersma 1972; Albarda 1897; De Vries 1912/1928] Op Schiermonnikoog (Fr) zijn de Kobbeduinen, waar (Zilvermeeuwen broed(d)en; men raapte de eieren voor de consumptie. Vgl. ookZeekip ←.Er zijn varianten zoals gronings Kaap [Gavere & Bemmelen 1856; VPG 1983 noemt de naam niet (meer)], en fries Koop, Köbel en Köbeler. Op Ameland (Fr) is de slotklinker een gutturaal: Kaech. Dit maakt een verband mogelijk met zeeuwsvlaams Kog 'jonge Zilvermeeuw' [B&TS 1995] en zeeuws Gogge (op Zuid-Beveland [B&TS 1995; Rynja 1983]). Op Schouwen (Zee)Kolle of Kol.

De naam en zijn varianten komt in een nog groter gebied langs de Noordzee voor, want er is ook oostfries Kobbe, noordfries Kub [De Vries 1928] enE (Sea) Cob (1530) [Lockwood 1993]. In Brabant is Kobbe de benaming voor een mannelijke Duif [Weijnen 1996].

ETYMOLOGIE NEW 1992 p.341: "Het woord kobbe duidt een dier aan met een dik, rond lichaam; vgl. oudnoords kobbi =Zeehond". NEW en vDE 1993 onderscheiden Kobbe 1 Zilvermeeuw) en Kobbe 2 ( = Spinnenkop), maar verklaren bij Kobbe 2: "genoemd naar het karakteristieke bolvormige lichaam".

{Het tweede element in de vogelnaam Klipkop ← acht vDE etymologisch verwant.} Er is etymologische verwantschap met hetwoord kuif (zie sub Kuifaalscholver), en mogelijk met -kop ←. Vgl. ook Kobi, KopierenKoop.

< >