Volksbenaming voor de Huismus in oostelijk Noord-Brabant [B&TS 1995, WLD p.50] en voor de "veldduif" in Midden-Brabant en in Tongeren [Weijnen 1996, WLD (Stevens 1986)]. Zie ook Hoeskets (=Huismus) en Korenkets (sub Korenkwet =Bosrietzanger).
Huiskrets in Lith [WBD p.57].ETYMOLOGIE N kets wordt gezien als een afleiding uit het ww. ketsen, dit heeft een aantal betekenissen, die terug te voeren zijn op een basis '(op)drijven, (rond)lopen'. Het woord is ontleend aan picardisch cachier, heterofoon van F chasser '(op)jagen)' <oudf chacier <Lat *captiare (vgl. sub Havik, vgl. ook E to catch) [Weijnen 1996 sub kets I/III en ketsen, De Vries 1992 sub kaatsen].
Het benoemingsmotief voor de vogelnaam kan op verschillende manieren worden verklaard: 1. de vogel wordt aangeduid als 'loper' [Weijnen], voor een ‘veldduif' is dit een mogelijkheid, voor een Huismus is het echter minder geslaagd, omdat een Huismus eerder ‘hipt' dan ‘loopt', bovendien is lopen in ruime zin weinig typisch: heel veel vogels doen dat. 2. de vogel wordt aangeduid als ‘babbelaar' (‘babbelen' is nl. ook een betekenis van ketsen), kets zou dan een half-onomatopee zijn. Deze mogelijkheid is ws. hier niet van toepassing, hoewel de bijgedachte er kan zijn (dit is zeker het geval bij de naam Korenkwets voor de Bosrietzanger; vgl. sub 4)). 3. Kets moet gezien worden als een scheldwoord, en dan vooral voor de Huismus; kets heeft dan de voorafgaande betekenis 'lichtzinnig meisje' (zo men wil: 'hoertje') gehad (gewestelijk ketsen 'coïre' [vD 1970]). Het motief voor zo'n naam is vast niet terecht (wat het gedrag van de Huismus betreft), maar het blijkt dat vooral de Huismus met een groot aantal verschillende scheldwoorden werd benoemd: Flots ('manzieke vrouw' naast 'Huismus'), Huuskloot, Hussekont, Huisschijter, Huispoep, Huusklets, Strontpikker, Straatjongen, Reeuwteeuw, Korezijker, Slet etc. Vrijwel zeker is dit motief van toepassing. Er is echter nog een punt 4., namelijk dat veel 'namen rond Kets' als varianten aangemerkt moeten worden (bijv.
Klets, Kwet, Krets, Krits en Klut) en dat toch niet geheel zeker is welke van deze de meest oorspr. vorm is; was dit bijv. Klets, dan kan primair aan (het geluid van vallende) vogelpoep gedacht zijn. Juist de 'veldduif' doet dan misschien ook weer mee, met zijn vlaamse volksnaam Veldklad of Veldkladde.