Gepubliceerd op 16-11-2020

Ibis

betekenis & definitie

Oudere N benaming voor de Zwarte Ibis ← [Schlegel 1858; NAE 1958]. Bij Schlegel 1852 luidt de naam: "De gewone ibis." De soort werd in de lijst opgenomen op grond van "Twee voorwerpen dezer soort werden, nagenoeg tien jaren geleden, bij Loenen geschoten" (p.91).

Ibis is ook de algemene N naam voor alle leden van de Ibisfamilie Threskiornithidae (zoals de Heilige Ibis ← en de Heremietibis ft), behalve de subfamilie (/het geslacht) der Lepelaars Platalea, die in het dagelijks taalgebruik nooit 'Ibissen' genoemd worden.In het verleden was er wel eens onduidelijkheid, welke soort nu precies de (Heilige) Ibis was. Tevens vatte Linnaeus Ibissen en Reigers in één familie. Zo kon ook een Reiger, te weten de Koereiger ←, een wetenschappelijke soortnaam ibis opgeplakt krijgen!

ETYMOLOGIE N Ibis <Lat ibis <Gr Ï6iQ ibis <egyptisch hib [vDE 1993]. Lat ibis 'jij zult gaan' is gelijkluidend (homoniem) met de vogelnaam, maar heeft daar ws. verder niets mee uit te staan (vgl. Voous 1992 p.64 en B&TS 1995 p.31). jvM c.1266 gebruikte het meervoud "iben" (naast enkelvoud "ibis"), mogelijk de reden waarom MH 1932 het woord "Ibe (znw. vr.)" als mnl woord heeft opgenomen (dan niet terecht). In het Glossarium Bernense uit c.1240 staat de naam van de vogel ook (mij niet bekend in welke vorm) [Sijs 2001].