Gepubliceerd op 16-11-2020

Havik

betekenis & definitie

Accipitergentilis (Linnaeus: Falco) 1758. In vrijwel geheel Europa en daarbuiten voorkomende Roofvogelsoort, die ook in de Lage Landen broedt.

De Havik leeft tamelijk verborgen; hij is vooral bekend bij Valkeniers. {De kleinere verwant van de Havik, de Sperwer ←, wordt in sommige talen ook aangesproken met "-havik", bijv. E Sparrow hawk1 of zweeds Sparvhök. Sparrow en Sparv zijn hierin met N Spreeuw verwante namen, maar ze betekenen 'Mus'. In onze taal daarentegen is de uitgang -er in Sperwer een restantje van een woord dat ooit stond voor 'Arend'.} ETYMOLOGIE N Havik (mv. Haviken >Havikken; deze spelling reeds bij Albarda 1897) (<mnl Havec (Bern. c.1240), Havic, Avec [jvM c.1266 vs.626]); oudsaksisch Habuc (in eigennamen) [VT; FWH]. D (Hühner)Habicht metparagogische t, <ohd Habuh. {In bepaald D dialect wil men van geen -t weten en spreekt van Habich, o.a. in Habich ist ein besserer Vogel als Hattich (Van Beckum 1952: "Hadden was een rijk man, Hebben is er beter an.")} Fries Hauk ← <oudfries Hauk, Hauck, Havek,