Gepubliceerd op 16-11-2020

Haeghel-gans

betekenis & definitie

Benaming in de VK (c.1618) voor "Fulica", dus de Meerkoet Fulica atra. De naam heeft misschien hetzelfde benoemingsmotief als de volksnaam Hagelzakje ← voor de Dodaars.

Maar vrijwel zeker is dit benoemingsmotief dan secundair, omdat Kiliaan een synoniem HAEL-GANS vermeldt waarin het woord 'hagel' in ieder geval niet meer herkenbaar voorkomt. En omdat Kiliaan na het trefwoord "ger." vermeldt, is er vrijwel zeker verband met ohd hagalgans in de Versus de volucribus (13e eeuw), en dan ws. ook met de anseres grandinis bij Albertus Magnus (1268-1280). Deze naam was synoniem met anseres niuis en beide stonden voor de Sneeuwgans ← !D Heergans (<mhd hergans, hargans <ohd horgans (=Meerkoet, maar letterlijk 'slijkgans, moerasgans') passen wat betekenis betreft geheel bij Kiliaans "Fulica" [Wilms 960731,9]; de vorm Haeghel-gans kan hieruit echter niet door verbastering ontstaan zijn.

Als de naam uitgelegd moet worden als 'Gans, wiens huid gebruikt kan worden als hagelzakje (zakje waarin de jager hagel bewaart)', dan moet het schieten met hagel in c.1618 al gebruikelijk zijn geweest. Inderdaad staat in De VK: "HAEGHELGHESCHUT. Grando sagittarum." {Ook wordt in de VK SNAP-HAEN vermeld, maar dit alleen met de betekenis "Grassator" 'nachtbraker, aanrander, straatrover'; de oudste vindplaats is 1521 [VT 2000], maar ook MH vermeldt het; oudste vindplaats van N snaphaenroer 'vuursteengeweer' is 1657 [VT] (contra Sijs 2001 p.1078, die1680 aanhoudt).

B&TS 1995 vermelden als tijd waarin de naam Hagelzakje (voor de Dodaars) ontstond "in de 18e eeuw".} Misschien ook slaat het woord haeghel op de (witte!) bles van de Meerkoet.

< >