Lokale namen in Groningen en Friesland voor de Tapuit ←, volgens opgave van Gavere & Bemmelen 1856 voor Tapuit, Paapje en Roodborsttapuit (maar volgens dezelfde bron zou de Roodborsttapuit slechts 3x in Groningen zijn waargenomen!). Schlegel 1858 en Albarda 1897 herhalen de opgave, maar alleen voor de Tapuit en gespeld "Vitop".
De naam heeft veel weg van een onomatopee naar de roep van deze vogel: "wie-tsjak(-tsjak)". Dit heeft de Tapuit dan misschien hierop gelijkende namen in andere talen bezorgd, zoals F Vitrec [Houttuyn 1763 p.578] en F Vitrec, Vitrac, Vitroc en Vitree [Hennicke 1905 I p.84]. Ook zijn er andere (ws.) onomatopoëtische namen voor de Tapuit(achtigen) zoals N Stag, Wientepper, Wijntapper, vlaams Kottsjakker, F Traquet, E (Stone)Chat en D Steinschmätzer.Roodborsttapuit en Paapje hebben een alleszins vergelijkbare roep. In Groningen wordt het Paapje ook Jutik ← genoemd. Men zal wel steeds zo goed mogelijk gepoogd hebben de juiste (volks)naam bij de juiste vogel te houden, maar dit lukte niet altijd (zie onder Inleiding).
Voor wat Fitop en Vitop betreft, dit vinden B&TS 1995 lijken op een variant van Wijntap(per) (zie onder Wientapper). Zij worden hierin 'gesteund' door Hogerheijde 1982, die de namen "Wientemper/Wientempel/Fietepper" als bij elkaar behorend (in het gebied Midden-Limburg) opgeeft. In dit geval echter zijn het de namen voor de Libel of Waterjuffer! De verscherping van de beginletter tot ♂ zou een op zichzelf staand verschijnsel kunnen zijn, dat in Limburg en onafhankelijk daarvan ook in Friesland/Groningen is opgetreden. Indien dit ook met de F namen het geval is, kunnen deze uiteindelijk verwant zijn aan N Wientapper etc.; het eerste deel is dan vermoedelijk oorspr. niet onomatopoëtisch van aard, maar duidt het op de biotoop van de vogels: [wien] ='(droog) grasland'.