Gepubliceerd op 16-11-2020

Fitis

betekenis & definitie

Phylloscopus trochilus (Linnaeus: Motacilla) 1758. In de Lage Landen 's zomers veel voorkomende kleine, groengele Boszanger ← met (hier) een tamelijk constante, iets weemoedige zang. vDE 1993 geeft op dat de naam een klanknabootsing is.

De zang bestaat echter uit veel meer lettergrepen' dan twee [Fi-fi-fi-fi-fi-fi-fi] en de roep [fwiet] bestaat uit slechts één. Daardoor is de naam etymologisch één der lastigste onder de vogelnamen, hoewel de spelling wel onmiddellijk verraadt dat het een leenwoord is (anders zou de spelling *Fietis geweest zijn). D Fitis <D Fitis-Laubsanger <Ficedula fitis Koch 1816 [Schlegel 1844, p.xXV]; F Pouillot fitis <F Bec-fin pouillot <Sylvia fitis Vieillot 1817 [Schlegel 1844, p.52] <Sylvia fitis Bechstein 1795? [Wilms 980724,3]. Het is ws. Schlegel geweest, die de D naam Fitis in het N introduceerde; hij is (ws.) ook al degene, die de naam Tjiftjaf, maar dan uit het E, in het N geïntroduceerd heeft.In leenbetrekking staat ws. ook hongaars Fitiszfüzike. Lets Vititis Fitis' zou de oudste rechten kunnen hebben in verband met soortgelijke namen. {Svirlitis 'Fluiter', waar ' svir-' voor de triller van de Fluiterzang zou kunnen staan, en Zeltgalvitis ' Goudhaantje' waarin zelt 'goud' en vitis mogelijk de lispelende zang, die iets op die van de Fitis lijkt, weergeeft.} Het lets is een oude (conservatieve!) baltische taal, waar de kans dan het grootst is om originele' idg woorden aan te treffen. Het lijkt echter aannemelijk dat, als het letse woord het oudst is, dit pas in recentere tijden in het D, F en hongaars is overgegaan. Wanneer de naam Fitis zijn intrede in het N heeft gemaakt, is niet precies bekend. Met Meijsanger in Van Heenvliet (c.1636) [Brouwer 1953] werd ws. de Fitis bedoeld (Grasmus kan echter ook; beide dragen nu nog soortgelijke volksnamen). Houttuyn 1763 gaf voor Linnaeus' 31e "Kwikstaart", "Motacilla Trochilus", de N naam Loopertje (p.589), een vertaling van Gr trochllos (Gr trochazoo 'hardlopen'; vgl.

N trochaeus '(snellopende) versvoet'), maar een zonderlinge naam voor de Fitis, die immers niet vaak loopt. Uit zijn tekst blijkt wel dat Houttuyn de vogel niet uit eigen wn. kent: "Ook wordt de naam van Trochilus 'er aan gegeven, gelyk aan de anderen, om dat het zulke snelle loopertjes zyn. De Engelschen noemen dit green Wren of groen Koningje, de Franschen Pouillot en Chantre of Chanteur, dat is Zinger, dewyl het een Geluid maakt als de Springhaanen ..."

Zelfs in NV (deel V 1829) wordt de Fitis nog niet behandeld, ook niet onder een andere naam. B&O 1822 nemen de naam Loopertje van Houttuyn over. Schlegel 1852 noemt dan "De fitis" (cursief als teken van een nog onwennige N naam). Wel onderkent Schlegel dan de status: "Zeer algemeen in de bosschen van het geheele rijkbroeijende. Trekvogel."