Gepubliceerd op 16-11-2020

Fijnbek

betekenis & definitie

Oude, inmiddels verlaten, naamvoor een vogel met een fijne bek (dunne snavel (als van een insecteneter)), ws. als vertaling van F Bec-fin voor Spotvogel en vogels uit het geslacht Phylloscopus [Schlegel 1844]. Het woord wordt vermeld in vD 1904, met als synoniem Fijnsnavel (in latere vD-edities beide synoniemen niet meer), en als vertaling van F Bec-fin in Callewaert’s Zakwoordenboek [Van Droogenbroeck z.j.].

WVD 1996 noemt de naam als voorkomend in Volk en Taal 1890 (p.220) voor een niet nader te determineren vogelsoort, maar uit de synoniemstelling met "lovervogel, basterdnachtegaal" zou men kunnen opmaken dat de Spotvogel in het geding is.Robert 1993 zegt dat F Bec-fin in 1843 voor het eerst opgetekend is, en dat Bec-fin en Bec-figue ('vijgen-bekje'; meer sub Vijgensnip) synoniem zijn. Dit laatste is ws. niet helemaal zo; Becfigue is uit 1539, en staat voor een vogel die via zijn snavel vijgen tot zich neemt; toevallig heeft deze vogel (Ficedula) ook een fijne snavel.