Gepubliceerd op 16-11-2020

Fe(r)nienfreter(tje) Fe(r)nienstekker(tje)

betekenis & definitie

Volksnamen voor (voornamelijk) de Grauwe Vliegenvanger op Zeeuws-Vlaanderen [Ghijsen 1959//1979]. Deze namen sluiten qua vorm en betekenis aan op westvlaams Fenijnpakker in Tielt, Vlamertinge en Wingene (WVl), Vernienkveugel in Oostende [Desnerck 1972] en Vernijnepietje in Gullegem (WVl), waar met deze namen insectenetende vogels in het algemeen worden aangeduid [WVD 1996 p.31].

Het eerste element staat dan ook voor: ‘(schadelijke) insecten' [Ghijsen 1974; Wilms 970312,2; Schuermans 1865/1870 noemt "fernijn = ongedierte, als rupszaad en kruidluizen" [Blok 970617,4]; Weijnen 1996 noemt "fernijn, fernent" als woorden voor "klein ongedierte" in het zuidN, zeeuws en oudbeierlands]. B&TS 1995 geven hier dus niet de juiste richting aan (misschien wél een volksetymologische) door te verklaren dat de namen zouden wijzen op het venijnig-puntige snaveltje. De ‘vertaling' naar ABN Venijnvreter en Venijnstekkertje in WVD (p.267) is op zich correct, want een betekenis voor N venijn is 'ongedierte op planten' [vD 1970], maar bepaald niet ‘gelukkig', omdat het een mogelijke volksetymologische uitleg (in de richting van venijn =vergif!) versterkt. Weijnen 1996 verwijst voor de etymologie in ieder geval foutief naar F venin 'vergif', waar dit F vermine 'schadelijke insecten' moet zijn.Het tweede element in de naam wijst op de wijze van bemachtigen van die insecten (stekken 'in de lucht snappen' [Ghijsen 1974; Wilms 970312,2]) om ze daarna op te vreten (fretertje). In sommige vlaamse namen voor de Grauwe Vliegenvanger wordt het element 'stekker(tje)' gecombineerd met een eerste element bie(ën)'Bij(en)' of vliege-, het laatste nagenoeg synoniem met fernijn'.

ETYMOLOGIE fernien, fernijn: <F vermine <Lat vermina, mv. van vermen, vermis 'Worm' [Robert 1993]. Voor het oudtijdse begrip 'Worm' zie ook sub Iembieter (en vgl. Glimworm).

Voor de etymologie van stekken zie sub Steekveugel en voor die van vreten zie sub Bijeneter.