Gepubliceerd op 16-11-2020

Akkermannetje

betekenis & definitie

Volksnaam voor Witte Kwikstaart ← en Gele Kwikstaart ← [Schlegel 1858; in de VK "acker-manneken (sax. sic.)"]. Hoewel bij de Kwikstaarten mannetje en vrouwtje (met enige moeite) op de kleur te onderscheiden zijn, heeft '-mannetje' hier ws. niets met het geslacht van de vogel te maken.

Eerder moet gedacht worden aan een overdrachtelijke betekenis van 'kleine man, op een of andere manier werkzaam op het veld'. Voor deze uitleg pleiten ook de andere volksnamen voor de Witte Kwikstaart, zoals Bouwmannetje (fries Boumantsje), Bouwmeestertje, Landmetertje, Ploegdrijverke, Paardenwachter.ETYMOLOGIE N man <mnl man; D Mann <ohd man; gotisch manna; oudindisch manu 'man, mens'. De Vries 1967: "Formeel kan het woord bij de idg wortel *men 'denken' behoren, maar het is niet waarschijnlijk, dat de man van de aanvang af als 'het denkende wezen' zou zijn opgevat." Dus zijn man, het persoonlijk voornaamwoord men en mens in de germaanse talen etymologisch verwant; deze drie betekenissen zijn ook in het F verenigd (homme 'man, mens'; on 'men' <om <Lat homo), maar niet in het Lat, waar homo 'mens, kind der aarde (=humus)' is en vir 'man'; vgl. sub Vireo) (vgl. N wereld en weerwolf).

In de E vogelnamen Mannikin (Lonchura) en (mogelijk) Manakin (Pipra en verwanten, Zuid Amerika) schuilt het N/vlaams manneken, mannekijn 'mannetje' (evenals in mannequin).