Gepubliceerd op 17-02-2021

Martin haug

betekenis & definitie

duitsch oriëntalist, geb. 30* Jan. 1827 te Balingen in Württemberg, studeerde te Tübingen en Göttingen, en habiliteerde zich in 1854 te Bonn. Op uitnoodiging van Bunsen ging hij in 1855 naar Heidelberg, om mede te werken aan diens Bibelwerk.

Hier kreeg hij een beroep naar Indië en kwam in 1859 te Poona, waar hij aangesteld werd tot „Superintendent of Sanskrit studies” en hoogleeraar in het Sanskriet aan het Poona college. Op een wetenschappelijke reis door de prov. Gujerat in 1863 vond hij gelegenheid vele kostbare handschriften in het zend en Sanskriet te verzamelen. Familieomstandigheden drongen hem in 1855 zijn betrekking vaarwel te zeggen en naar Duitschland terug te keeren. Zijn werkzaamheid had zich tot dien tijd vooral bepaald tot de opheldering der Zendavesta. Zijn voornaamste geschriften op dit gebied zijn: Die fünf Gathas, oder Sammlungen von Liedern und Sprüchen Zarathustrous, seiner Jünger und Nachfclger (2 dln., Lpz. 1858—60) en Essays on the sacred language, writings and religion of the Parsees (Bombay 1862).

Voorts gaf hij TJeber die Schrift und Sprache der zweiten Keilschriftgattung (Gött. 1855) en Ueber die Pehlewisprache und den Bundehesch (Gött. 1854). Het hoofdwerk van H. op het gebied der oud-indische letterkunde is de uitgave en vertaling van de Aitareya Brahmana of the Bigveda (2 dln., Bombay 1863). Verder moeten vermeld: The book of Ar da Viraf (met E. W. West, Bombay-Londen 1872—74), Ueber die ursprüngliche Bedeutung des Wortes Brahma (Munchen 1868), Brahma und die Brahmanen (1871), Ueber das Wesen und den Wert des vedischen Accents (1873),' Vedische Bdtselfragen und Ratselsprüche (1875). H. werd in 1868 hoogleeraar in het Sanskriet aan de hoogeschool te Munchen, als eerste gewone hoogleeraar in dat vak aldaar. Hij overl. 3 Juni 1876 te Bad Ragaz.

< >