vorst van Servië, 1842—58, geb. 1806 te Topo, overl. 1883 te Temeswar, moest bij de troonsbeklimming van Milosch Servië verlaten, doch kreeg in 1839 verlof terug te keeren. Drie jaar later den lsten Sept. werd hij tot vorst uitgeroepen.
Als zoodanig wist hij de strikte neutraliteit te bewaren gedurende den Krimoorlog. In 1854 gaf hij Servië een burgerlijk wetboek, doch dit belette niet dat hij veel vijanden had, zoodat er in 1857 een samenzwering tegen hem werd gesmeed, welke mislukte. In 1858 werd hij echter gedwongen afstand van den troon te doen. Tien jaar later veroordeelde het gerechtshof te Belgrado hem wegens samenzwering tegen vorst Michael I, maar dit vonnis deerde hem niet, daar hij naar Hongarije was uitgeweken, waar hij in 1870 door de rechtbank te Temeswar van alle schuld werd vrijgesproken.