(zelfstandig naamwoord)
[pers.] grensverlegger, vernieuwer, baanbreker
- Albert Einstein bleek met zijn eerst betwijfelde verstrekkende theorie?n, een grensverlegger in veel onderdelen van de natuurkunde.
[gebeurtenis] kantelpunt, keerpunt, omslagpunt, koersverlegger
- De kernramp van Fukushima was voor Duitsland een kantelpunt. De regering wijzigde haar koers door kernenergie zo snel mogelijk vaarwel te zeggen.