(zelfstandig naamwoord)
[bij sport] voorjuichen, gangmaken, opzwepen, sfeermaken, aanjagen
- Die meiden met de korte rokjes worden terecht goed betaald voor hun sfeermakerij.
[als sport] turnvoorjuichen, turngangmaken, turnopzwepen, turnsfeermaken, turnaanjagen
- Gangmaken was eerst alleen maar voorjuichen bij een sportwedstrijd, maar inmiddels is het als turngangmaken een volwaardige sport geworden.