Werkwoorden vervoegen
uitbesteden
Tegenwoordige tijd uitbesteden
Ik besteed uit
Jij besteedt uit
besteed jij uit?
U besteedt uit
Hij/Zij/Het besteedt uit
Wij besteden uit
Jullie besteden uit
Zij besteden uit
Verleden tijd van uitbesteden
Ik besteedde uit
Jij/U besteedde uit
Hij/Zij/Het besteedde uit
Wij besteedden uit
Jullie besteedden uit
Zij besteedden uit
Voltooid deelwoord van uitbesteden
uitbesteed
Tegenwoordig deelwoord van uitbesteden
uitbestedend