Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie S
- STEENOVEN
- STEENPAAPJE
- STEENPATRIJS
- STEENPEER
- STEENPEK
- STEENPERIODE
- STEENPERS
- STEENPIKKER
- STEENPIMPERNEL
- STEENPLAATS
- STEENPLANK
- STEENPLEIN
- STEENPOEDER
- STEENPOK
- STEENPUIN
- STEENPUIST
- STEENPUT
- STEENRAAF
- STEENRAKET
- STEENREEP
- STEENRIF
- STEENROOD
- STEENROOS
- STEENROOSJES
- STEENROTS
- STEENROTSKERS
- STEENRUIT
- STEENS
- STEENSCHAAP
- STEENSCHAAR
- STEENSCHILDER
- STEENSCHIP
- STEENSCHROEF
- STEENSCHUIT
- STEENSLAG
- STEENSLAGWAS
- STEENSLAGWEG
- STEENSLAK
- STEENSLEDE
- STEENSLIJPER
- STEENSLINGER
- STEENSLINGERAAR
- STEENSLOT
- STEENSMETSER
- STEENSMUUR
- STEENSNEDE
- STEENSNIJDEN
- STEENSNIJDER
- STEENSNIJDING
- STEENSNIJKUNST
- STEENSNIJMES
- STEENSONDE
- STEENSOORT
- STEENSPONNING
- STEENSTAPELING
- STEENSTORT
- STEENSTORTING
- STEENSTROOK
- STEENSTUK
- STEENTANG
- STEENTEKENAAR
- STEENTEKENEN
- STEENTIJD
- STEENTIJDPERK
- STEENTIJM
- STEENTJE
- STEENUIL
- STEENVAL
- STEENVALK
- STEENVAREN
- STEENVELD
- STEENVERBAND
- STEENVERDEDIGING
- STEENVERDRIJVEND
- STEENVINK
- STEENVIOLIER
- STEENVIOOL
- STEENVIOOLTJE
- STEENVLAS
- STEENVORM
- STEENVORMER
- STEENVORMING
- STEENVOS
- STEENVRUCHT
- STEENWAGEN
- STEENWEG
- STEENWILG
- STEENWORDING
- STEENWORP, m. (-en)
- STEENZAAD
- STEENZAAG
- STEENZAGER
- STEENZAGERIJ
- STEENZETTER
- STEENZIEKTE
- STEENZIJDE
- STEENZILVER
- STEENZOLDER
- STEENZOUT
- STEENZOUTGROEF
