Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gepubliceerd op 10-04-2020

Ladder

betekenis & definitie

De a van het woord ladder had oorspronkelijk de klank ai. In Friese dialecten ging deze ai in a over, in Frankische en Saksische in ee.

Dat is de verklaring van het feit dat naast het woord ladder het woord leer voorkomt. Het uithangbord van de Bennebroekse herberg De geleerde man vertoont dan ook een man wiens hoofd tussen de sporten van een ladder beklemd zit. Het woord ladder is verwant met het werkwoord leunen en dit is weer familie van het Griekse klino: ik leg (iets tegen iets anders) aan, ik buig (iets). Vandaar komen we weer terecht bij het Griekse climax dat wij gebruiken voor: klimming, stijging in figuurlijke zin. In het woord ladder zijn dus verenigd de begrippen: scheefstaan, tegen iets aanleunen en ergens tegen opklimmen. En beter kan het begrip ladder eigenlijk niet worden omschreven.