Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Smous

betekenis & definitie

Jood. Waarsch. van ’t hebr. mausheh = Mozes; ook nu nog bij de Joden Moos, als verkorte persoonsnaam.

De voorgevoegde s waarsch. door de meermalen bij Israëlieten gehoorden sisklank b.v.: Alsmaar praten, voor: al maar praten. Bij Wolff en Deken vinden we beide vormen naast elkaar; Sara Burgerhart 81 : „Zo als de Mausen de Christenen gebruiken, om de sabbatslampen op te steken”; Wildschut 1, 52: „Oude Smousen”. Zij gebruikten het ook bijvoegl. W. Leevend 4, 247: „Met Smausen Makelaars”. In *t hgd. heeft men ook mauscheln — Joodsch spreken, zie hierover Voorzanger en Polak, Joodsch in Ned. 199. Dat de s later bijgevoegd is, kan ook bewezen worden door het in Leeuwarden voorkomende mou^i of mouke in gelijke bet. als smous, terwijl het blijkbaar een verkleinwoord is van Moos of Mous.