Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Bruien

betekenis & definitie

waarsch. het zelfde woord als mnl. bruden, tot bruid maken, beslapen, schoffeeren; daarna = mishandelen, plagen, slaan, smijten, ruw neervallen, snel heengaan, en nog tal van andere min of meer daarmede synonieme werkw.; v. Rusting, Werken 1, 10: „Bruitje Moer”; v.

Paffenrode 182: „Wat bruy jyme ! je bent selver dronken”; Langendijk 2, 73: „Wat bruid me Roelant, met jou hiele ridderschap”; v. Effen, Speci. 4, 224: „Dat het beest aan d’eene kant en ik aan d’ander teugens de grond bruiden”; Langendijk 1, 475: „Brui aan den wind, jou hangebast”; v. Lennep, KL Zevenst. 3, 202.: „Brui naar de pomp!". Ook in versterkten vorm brussen voor brudsen.