Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

pagaai 1

betekenis & definitie

pagaai [roeispaan]. Pagaai, Frans pagaie of pagaye, is de korte, brede, niet op het vaartuig rustende, maar aan een kruk met de handen vastgehouden roeiriem, schepriem of roeischop, waarmee de eilanders van de Stille Zuidzee hun kano’s voortstuwen, maar die ook zeer veel gebruikt wordt bij de volken van de Indische Archipel, en ook bij onze zeelieden, vooral op de oorlogsschepen, niet onbekend is. Men heeft ook pagaaien met twee roeischoppen, die door snelle omdraaiing beurtelings met het water in aanraking gebracht worden. In het Engels heet de pagaai paddle en het roeien met dit werktuig, dat wij pagaaien noemen, wordt in het Engels to paddle genoemd.

Het woord pagaai is zoal niet rechtstreeks van Maleise oorsprong, stellig met de in het Maleis daarvoor gebruikte naam verwant. De lange riem heet in het Maleis dajoeng, de schepriem pengajoeh. Dit laatste komt van kajoeh, waarvan de verbaalvorm mengajoeh het voortstuwen van een boot met schepriemen aanduidt. Denkbaar is het dat pagaai door verminking en afkorting van pĕngajoeh gevormd is, maar ik mag niet onopgemerkt laten dat kajoeh in het Javaans ook door gajoeh wordt vervangen, waarvan pĕgajoeh of pagajoeh, met de betekenis van de zaak die dient tot datgene wat door het grondwoord aangeduid wordt, (zie Roorda’s Beknopte Javaansche Spraakkunst, p. 108) met volkomen regelmatigheid zou worden afgeleid. Ware deze vorm werkelijk in gebruik (en wie verzekert ons dat hij dit nergens is of nooit geweest is?), dan zou men zeker geen bezwaar maken pagaai als rechtstreeks daarvan gevormd te beschouwen.