Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

padi 1

betekenis & definitie

padi [te veld staande rijst]. Padi (soms paddi geschreven) is de Maleise naam voor rijst in de aarde, zoals zij halm voor halm met de padi-sikkel (ani-ani) gesneden, verzameld en op de markt wordt gebracht. De Javaanse vorm is pari. De samengestelde woorden padi-sikkel, padi-oogst, padi-schuur, zaai-padi en vele andere bewijzen, hoezeer dit woord in de taal van de Nederlanders in Indië het burgerrecht heeft verkregen. De rijst komt echter ook gepeld en gereinigd in de handel en wordt dan in het Maleis bras genoemd. Dit woord is echter minder in gebruik bij de Europeanen, en vandaar het voor een met Indische eigenaardigheden minder vertrouwde Europeaan enigszins vreemd verschijnsel, dat in handelsstaten dikwijls naast een zekere hoeveelheid padi, ook een zekere hoeveelheid rijst genoemd wordt. De rijst heeft in de inlandse talen, naar gelang van de omstandigheden, verschillende namen. Zij heet padi zoals ze gesneden wordt, gabah als ze van het stro ontdaan, maar nog in de bolster is, zoals zij gezaaid wordt, bras wanneer ze ontbolsterd is, zoals zij gekookt wordt, en nasi (nassi) als zij gekookt is, zoals zij gegeten wordt.

Men onderscheidt van de rijst vier hoofdsoorten en talloze verscheidenheden. Van de hoofdsoorten worden oryza sativa en oryza praecox gekweekt op velden die een groot deel van het jaar onder water worden gehouden, de algemeen bekende sawah’s. Dit woord is Maleis, Javaans en Soendaas en ook bij de Nederlanders in Indië algemeen in gebruik. De namen voor de droge en hooggelegen gronden waarop de derde soort, oryza montana of bergrijst gekweekt wordt, Javaans tĕgal, Soendaas tipar, Maleis ladang, worden niet zo dikwijls van Europeanen gehoord. De vierde soort, oryza glutinosa of kleefrijst, Javaans kĕtan, heeft vele verscheidenheden, deels voor natte, deels voor droge cultuur geschikt, en wordt voornamelijk gebruikt voor de bereiding van kwee-kwee (van het Soendaas koewèh), zoals de Europeanen doorgaans het inlandse ‘gebak’ noemen.