Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

manna

betekenis & definitie

manna [hemels voedsel]. Het is enigszins bevreemdend dat prof. Dozy aan dit woord geen plaats heeft gegeven in zijn Oosterlingen, daar het stellig van Semitische afkomst is en een bekend handelsartikel aanduidt. Het echte manna is een in kleine, gele, doorzichtige korrels voorkomende substantie, verhard uit het taaie en zoete sap dat uit een zekere in Arabië veel voorkomende struik, de Tamarix mannifera, vloeit ten gevolge van talloze voor het blote oog onzichtbare wondjes, door de steek van een insect, Coccus manniparus, teweeggebracht. Deze stof is, daargelaten het wonderbare gelegen in de verbazende overvloed waarin ze zich voordeed tijdens de omzwervingen van de Israëlieten in de woestijn van Arabia Petraea en in de omstandigheden waaronder ze zich vertoonde, hoogstwaarschijnlijk niet verschillend van dat hemels brood dat in Exodus 16 onder de naam van man wordt vermeld. Manna is daarvan de gewone vorm, gebezigd in het Aramees dialect dat ten tijde van de opkomst van het christendom in Palestina werd gesproken en daarom ook, bij aanvoering van woorden in de landstaal, in het Nieuwe Testament wordt gebruikt (Johannes 6: 31, 49, 58; Hebreeën 9: 4; Openbaring 2: 17). Het woord man betekent in het Arabisch een ‘geschenk’, een ‘gave’, en wanneer de Arabische schrijvers het bovenbeschreven manna mannoe’s samáï, dat is ‘gave des hemels’, noemen, dan schijnen ook zij aan een wonderbare oorsprong te denken, hetzij alleen omdat de herkomst van deze stof ook voor hen in het duister school, hetzij omdat de kennis van de wonderbare spijziging van de Israëlieten in de woestijn ook tot hen was doorgedrongen. Voor dit laatste pleit de overeenkomst met de uitdrukkingen hemels brood en hemels koren, die in psalm 105: 40 en 78: 24 worden aangetroffen. Bij de nauwe verwantschap tussen de Hebreeuwse en Arabische talen is er volstrekt geen reden om bezwaar te maken, ook in het Hebreeuws de betekenis van ‘gave’ aan het woord manna toe te kennen. En wanneer wij dan in Exodus 16: 15 lezen dat de Israëlieten, het manna ziende en niet wetende wat het was, tot elkaar zeiden: man hoe, dan is er geen reden om dit anders dan met ‘dit is een gave’ te verklaren. Vers 31 wil dan ook zeker slechts te kennen geven, dat man, dat is gave, sindsdien de naam bleef van dit van de hemel neergedaald geschenk. Er bestaat wel een andere verklaring van die uitdrukking man hoe, aan de Griekse Septuagint ontleend, volgens welke die woorden op vragende toon moeten worden uitgesproken en vertaald worden: ‘wat is dat?’ zodat, ten gevolge van die vraag, ‘wat’ de naam van de onbekende stof zou zijn gebleven. Maar man als vragend voornaamwoord komt wel voor in de latere Aramaïserende taal van Palestina, maar is in het echte Hebreeuws onbekend.

De naam manna is later ook aan andere soortgelijke in de handel voorkomende stoffen gegeven, zoals aan het manna van Fraxinus ornus, waarvan de uitvloeiing mede door de steek van een insect, Cicada orni, wordt bevorderd, of dat van Hedysarum Alhagi, een struik op wier takken en bladeren zich korrels als gekristalliseerde suiker vormen, die men tegen het najaar op ieder uur van de dag kan inzamelen. Van deze gewassen komt het eerstgenoemde vooral in Italië, het andere, behalve in Perzië, ook in Arabië voor.