Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

Joosje 2

betekenis & definitie

Joosje [de duivel]. Volgens wijlen prof. Hoffmann zou Joosje of, zoals de Engelsen zeggen: Joss, eigenlijk niet het door de Chinezen vereerde beeld zijn, maar hun tabernakel, een kistje waarin een houten beeldje van Boeddha of een of andere boeddhistische heilige geplaatst is. Deze kleine tabernakels heten gewoonlijk Tschoe tszé, Japans Dsoe-si.

Met deze verklaring verenigt zich prof. Veth, terwijl de gissing, die Joosje voor een verbastering van het Portugese Deos ‘God’ houdt, hem minder aannemelijk voorkomt. Daarentegen wordt dit laatste gevoelen krachtig gehandhaafd in het artikel Joss van Yule en Burnell. Het begin van het artikel luidt aldus: ‘Joss, s. An idol. This is a corruption of the Portuguese Deos "God", first taken up in the "Pidgin" language of the Chinese ports from the Portuguese, and then adopted from that jargon by Europeans as if they had got hold of a Chinese word.’ Dan volgen enige aanhalingen, zoals het hoort in chronologische orde gerangschikt, onder andere een uit Gerret Vermeulens Oost-Indische Voyagie van den jare 1677, waarin gezegd wordt dat alle Chinezen een afbeelding van de duivel in hun huizen hebben; dat zij hem schilderen met twee hoorns op zijn kop en hem gewoonlijk Josie noemen. Een ander bericht van A. Hamilton van 1727 heeft: ‘Their Josses or Demi-gods some of human shape, some of monstrous figure.’ Onder Joss-house ontmoeten wij onder andere het volgende, aangehaald uit Olof Toreen: ‘The sailors, and even some books of voyages [...] call the pagodas Yoss-houses, for on enquiring of a Chinese for the name of the idol, he answers Grande Yoss, instead of Gran Dios.’

Er is een feit, noch door prof. Veth noch in Hobson-Jobson vermeld, dat onzes inziens de doorslag geeft; namelijk dit, dat niet alleen de Nederlanders en Engelsen, maar ook de Javanen het woord kennen, in de vorm van dejos. Dit is, zoals men uit de woordenboeken kan leren: ‘naam van een afgodsbeeld van de Chinezen’; hiervan komt de uitdrukking loenggoeh kôjô dejos voor ‘stokstijf zitten zonder iets te doen.’ Men vindt ook de spelling dejos {zetter: d met punt eronder}, bijvoorbeeld in Beschrijving van Batavia, p. 115, waar het min of meer pleonastische rĕtjô dejos te lezen staat. Aangezien het Javaanse dejos in vorm en betekenis niets anders dan een uit het Portugees overgenomen deos kan zijn, achten wij het pleit beslist. [K]