Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

fettor 1

betekenis & definitie

fettor [gezaghebber]. De langdurige en tot heden over het oostelijk deel van het eiland gehandhaafde heerschappij van Portugal op Timor heeft natuurlijk aanleiding gegeven dat op dat eiland verschillende Portugese woorden in zwang en zelfs in de taal van de inlanders overgegaan zijn, die elders niet worden gebruikt. Zo wordt het opperhoofd van de zogenaamde zwarte Portugese Tenente- (verkorting van Locotenente of Lugartenente) general, dat is ‘luitenant-generaal’, genaamd, en de leden van de ongeregelde troepenkorpsen die te Deli, Batoe Gedeh en Manatoetoe dienstdoen, Moradores, dat letterlijk ‘inwoners, ingezetenen’ betekent. Ook voeren vele hoofden en regenten in het Portugese gedeelte van Timor, zelfs in officiële stukken, de titel Dom (= het Spaanse Don, en ook in het Portugees in het meervoud Dons), waarvan het vrouwelijk Dona misschien de grondvorm is, waaruit door verbastering de Maleise woorden nona of nonna (zie op liplap) en nonja ontstaan zijn. De vorsten op Timor hebben veelal als districtshoofden rijksgroten onder zich, die in het Timorees Siko heten, maar meer algemeen onder de Portugese naam van fettor bekend zijn. Ook in Nederlandse stukken over Timor komt dit woord telkens voor. Maar het heeft ook een meer algemeen gebruik, want op sommige eilanden worden ook de Europese ambtenaren bij het gewestelijk bestuur aldus genoemd. Dit laatste is een overblijfsel uit de tijd van de Compagnie, toen fettor (in plaats van het in Europa gebruikelijke factoor) dikwijls gebezigd werd voor een ‘opziener van de handel’, het ‘hoofd van een factorie’. Het woord is toen ook in het Maleis overgegaan in de vorm pétor, daar de Maleier de f niet kan uitspreken.

In het Portugees luidt dit woord eigenlijk feitor, van het Latijnse factor, waarvan ook ons factoor. Het betekent in het algemeen ‘dader, bedrijver’, maar heeft de bijzondere betekenis gekregen van ‘zaakwaarnemer’ of ‘administrateur’ van een handelszaak, een fabriek of een landgoed (o administrador e negociador de fazenda alheya).