Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

dessa 1

betekenis & definitie

dessa [gemeente]. Gewone uitspraak van de Europeanen van het Javaanse désô, dorp, dat afkomstig schijnt te zijn van het Sanskriet désja, oord, streek. In het hoog-Javaans gebruikt men voor désô de vorm doesoen, die overigens eigen is aan het Maleis. De naam dessa kan niet op de dorpen van andere eilanden van de Archipel worden overgedragen, daar de Javaanse dessa een bijzonder karakter heeft, samenhangend met haar hindoeïstische oorsprong. Zij is steeds de hoofdplaats en het middelpunt van een padésan of mark, deels uit bebouwde en duurzaam of tijdelijk tussen de bewoners verdeelde, deels uit gemeenschappelijke, voor gemene weide en inzameling van bosproducten bestemde gronden bestaande, en bestuurd door een dorpshoofd dat met zijn assessoren door de bevolking wordt gekozen. Strikt genomen mag men zelfs de dorpen van de Soenda-landen geen dessa’s noemen. Zij heten lemboers en zijn in verschillende opzichten anders ingericht. Echter zijn de dorpsinstellingen in vele gedeelten van Java door de tijd en de invloed van het Europees gezag verbasterd, zodat ook het genoemde verschil niet meer streng is vast te houden en ook in West-Java van dessa’s gesproken wordt.

Het woord dessa is zozeer Nederlands geworden dat het met tal van Nederlandse woorden is samengesteld. Men vindt dit bijvoorbeeld in dessabestuur, dessahoofd, dessapriester, dessagrond, dessagebied en vele andere.