Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

cacao, chocolade

betekenis & definitie

cacao, chocolade [versnapering]. Cacao, ook wel kakao geschreven, is de naam van de zaden van de cacaoboom, Theobroma cacao, die uit tropisch Amerika afkomstig is, maar thans ook in andere tropische gewesten gekweekt wordt. De cacao is, gelijk iedereen weet, het hoofdbestanddeel voor de bereiding van chocolade. De oorsprong van de naam is, evenals die van het gewas, Amerikaans. Piso, Mantissa aromatica, p. 198, zegt van deze zaden: ‘Hi sunt decantati illi ab indigenis cacahuatl, ab Hispanis corrupte cacao nuncupati, quorum causa arbor tantopere expetita est, utpote chocolatae potionis caput’ [Deze worden door de inheemsen cacahuatl genoemd, door de Spanjaarden foutief als cacao uitgesproken; de boom is zeer gezocht omdat hij het hoofdbestanddeel van de chocoladedrank is]. Van de Spanjaarden en Portugezen is het verbasterde cacao tot alle volken van Europa overgebracht.

Ook het woord chocolade is van Amerikaanse oorsprong en luidt in de taal van Mexico en aangrenzende landen, volgens Piso, Mantissa aromatica, p. 196, chocolatl, waarvan de Spanjaarden en Portugezen, die de naam aan alle andere volken van Europa hebben meegedeeld, chocolate gemaakt hebben. Men zegt dat wat de Mexicanen zo noemden, een mengsel was van cacao en maïs, op een ruwe wijze tussen stenen onder elkaar tot poeder gemalen en in water gekookt. Maar de Europeanen gaven de naam chocolade aan het mengsel van cacaobonen en verschillende geurige substanties, zoals vanille, kaneel, piment, enz., dat met suiker bereid en in melk of water gekookt de bekende heerlijke drank oplevert, die zich uit een Mexicaans nonnenklooster over de gehele beschaafde wereld heeft verbreid. Zie De Sturler, Handboek voor den landbouw, p. 266.