in elkaar storten, instorten
Het regende bommen op Leuven, het donderde en bliksemde, en verdwaasd wakker wordend zag hij de muren ineenstuiken en de daken brandend neerkomen - en wonder genoeg, hij alleen bleef daar levend in zijn hemd zitten bibberen tussen de dode hoeren.
(Louis Paul Boon, Mijn kleine oorlog)
Helemaal vooraan zat mijn grootvader, rechtop, als een vogelverschrikker tussen twee van zijn dochters. Toen de kist onder beschaafde orgelmuziek begon te zakken, zag ik hoe hij brak. De Vlamingen hebben er een beter woord voor: ineenstuiken. Ik zat naast het gangpad. Op weg naar buiten passeerde hij me zonder mij te zien.
(J. Bernlef , De man in het midden)
Belgisch-Nederlandse Standaardtaal
Gangbaarheid: 3
Vlaamsheid: 4
Gepubliceerd op 21-07-2020
ineenstuiken
betekenis & definitie