(Fr.: galerie, travers-banc; Du.: Strecke; Eng.: gallery, drift, heading), in de mijnbouw de algemene benaming voor een subhorizontale gang; de term wordt echter ook in meer beperkte zin gebruikt voor een gang die volgens de strekking van de lagen of aders gericht is. Hoofdgalerijen vormen de permanente infrastructuur van de mijn; zij worden meestal in het steriele nevengesteente gedolven om hun standvastigheid te verzekeren (zie Steengang). Verkennings- en verbindingsgalerijen dienen om de afzetting te lokaliseren en met de hoofdgalerijen te verbinden. Winningsgalerijen worden in de ertsmassa zelf gedolven, voor of achter de winningsfronten, en zijn dus aan de grondbewegingen onderworpen.
De sectie van de galerijen wordt bepaald door het doel ervan: doorgang van mensen en voertuigen, installatie van transporteurs, aan- en afvoer van lucht voor de ventilatie en van water.De delving omvat normaliter de volgende fasen: afboren en afschieten met springstoffen van het front, wegladen (met de hand of met machines) van het losgeschoten puin, aanbrengen van de ondersteuning. Er zijn thans handdelvingsmachines die met een draaiende kop op een richtbare arm (puntsgewijze aansnijding) het gesteente mechanisch verbrijzelen en andere die de hele sectie met een reusachtige boorkop in eenmaal afboren.
De ondersteuning dient aan de aard van het terrein aangepast te worden. In sterk samenhangende gesteenten (metaalmijnen) kan zij soms volledig weggelaten worden, of is het voldoende de wanden en het dak met ankers te versterken. Dikwijls echter plaatst men portaalvormige raamwerken uit bijv. rondhout. In steengalerijen die zeer lang in stand moeten blijven treft men doorlopend metselwerk of een gesloten kokervormig bouwsel van sluitstenen aan. In de winningsgalerijen vindt men vervormbare (schuivende of scharnierende) hoefijzervormige stalen bogen, of combinaties van houtstapels en staal, die zonder al te grote schade de zakking van het terrein kunnen meemaken; na afloop van de winning (enkele maanden) worden de stalen delen weggenomen voor gebruik elders.