(Fr.: émission; Du.: Emission; Eng.: emission), in het algemeen het uitzenden van deeltjes die elders een bepaalde werking uitoefenen. In de milieutechniek wordt onder emissie verstaan het uitstromen van luchtverontreinigende stoffen van elke soort en herkomst, in de buitenlucht. In de fysica verdienen drie soorten emissie speciaal de aandacht.
Elektronenemissie.
In een metaal bewegen de geleidingselektronen zich vrij tussen de positieve metaalionen. Onder normale omstandigheden is hun energie te klein om uit het metaal te treden; een zich naar buiten bewegend elektron wordt door de elektrostatische krachten van het metaal teruggetrokken. Een elektron wordt pas geëmitteerd als het voldoende energie heeft opgenomen. Dit geschiedt bij foto-emissie door absorptie van licht van voldoend korte golflengte; elk foton maakt daarbij slechts één elektron vrij; foto-emissie komt overigens ook voor bij atomen en moleculen en vindt toepassing in de foto-elektrische cel.
Door sterke opvoering van de temperatuur van het metaal treedt thermische energie op; vaak zijn gloeitemperaturen vereist. Gloeikathoden in elektronenbuizen en elektronenkanonnen berusten hierop.
Er vindt secundaire emissie plaats door botsing van elektronen of ionen tegen het metaal (één elektron kan afhankelijk van zijn snelheid meer dan één elektron vrijmaken); deze vorm van emissie wordt o.a. toegepast in de fotomultiplicatorbuis (tevens zie Augerelektronenspectroscopie). Ook de instandhouding van een elektrische stroom in een ontladingsbuis berust veelal op secundaire emissie (secundair geëmitteerde elektronen werden vroeger wel als deltastraling aangeduid).
Onder invloed van een zeer hoge veldsterkte (hoger dan 109 V m−1) kan veldemissie ofwel koude emissie ontstaan; de elektronen worden dan uit hun bindingen met de atomen losgesleurd (‘tunneleffect’).
Radioactieve emissie is de uitzending van deeltjes (neutronen, elektronen, alfadeeltjes, neutrino’s, gammaquanta) uit een atoomkern, waarin overgangen optreden naar meer stabiele configuraties. Voor deze emissie gelden waarschijnlijkheidsregels die uitdrukken wat de kans is dat een bepaalde kern in een bepaald tijdinterval tot emissie zal overgaan. Radioactieve emissie is niet door uitwendige oorzaken te versnellen of te vertragen (voorts zie Kernfysica).
Lichtemissie, waarbij fotonen worden uitgezonden, vindt plaats als een atoom (of een systeem) overgaat van een energierijke quantumtoestand naar een lager energieniveau (voorts zie Aanslaan; Atoommodel). De waarschijnlijkheidsregels voor deze emissie kan men met de quantummechanica berekenen. Behalve spontane emissie kent men in de atoomfysica ook de zgn. gestimuleerde emissie of geïnduceerde emissie.