(Fr.: pompe à ballon; Du.: Ballonpumpe; Eng.: balloon pump), als intra-aortale ballonpomp een ontwikkeling uit de jaren zestig, door een team werkzaam in de Cleveland Clinic (VS) onder leiding van de Nederlander W. Kolff voor het eerst gepubliceerd. Het doel van de ballonpomp is door een verschuiving in de bloeddruk-tijdverhouding een tijdelijke steun aan een hart dat in moeilijkheden is, te geven. In de decade tussen de eerste dierproeven en nu is het zo ver gekomen, dat de ballonpomp vrij geregeld in gebruik is bij patiënten met een ernstig gebrek aan de pompfunctie van hun hart. Iedere twee uur wordt er ergens op de wereld een ballonpomp ingebracht.
De pomp heeft een ‘knakworstachtige’ vorm, met een lengte van 15...30 cm en een diameter van ca. 20 mm, en is aan een catheter (kunststof slangetje) met een diameter van 3...4 mm verbonden. Hij is vervaardigd van een copolymeer van siliconrubber en polyurethan, of alleen van polyurethan. De volumeverplaatsing van de opgeblazen ballon is 12...40 cm3; de maat van de ballon wordt van tevoren gekozen naar leeftijd en gewicht van de patiënt.
Via een incisie in de liesslagader wordt de ballonpomp door een vatchirurg in dat deel van de aorta gebracht, dat in de thorax ligt. Buiten het lichaam is de slang aan een besturingseenheid verbonden, die het mogelijk maakt de ballonpomp op te blazen en leeg te zuigen, synchroon met elke hartslag. Door het leegzuigen van de ballonpomp net voor de ejectie- of contractiefase (systole) van het hart wordt de bloeddruk verlaagd; d.w.z. dat de druk die door het hart moet worden opgebouwd, lager zal zijn. Het verbruik van zuurstof wordt, in hoofdzaak, door drukbelasting bepaald, en zal dus minder worden. Bovendien in het geval van een myocard infarct bestaat er een deel van het hart, dat niet meer contraheert. Met elke hartslag moet dat stuk weefsel uitgerekt worden, totdat de benodigde druk is bereikt. Dit kost energie van de rest van het hart die, zo kan men zeggen, weggegooid is. Deze verspilling van energie wordt door toepassing van de ballonpomp en de daarbij behorende verlaging in systolische druk verminderd.
Het hart is het enige orgaan van het lichaam, dat voor zijn eigen bloedvoorziening moet zorgen. Dit moet plaatsvinden tijdens de ontspanningsfase (diastole) en wordt gedeeltelijk bepaald door de druk die in de aorta bestaat. Aan het begin van de diastole is de ballon opgeblazen en dit veroorzaakt een stijging in druk. Deze verhoogde druk tijdens de diastole zorgt dus voor een verbeterde voorziening van zuurstofrijk bloed aan de hartspier zelf.
De selectie van patiënten die in aanmerking komen voor een ballonpomp, is een onderwerp, dat nog steeds in ontwikkeling is: zowel patiënten die na een hartinfarct een te lage circulatie hebben, als patiënten die na open hartchirurgie niet van de hart-longmachine kunnen, zijn twee duidelijke groepen. Er is echter een toenemende neiging de pomp toe te passen bij patiënten die minder ziek zijn, met als doel het bedreigde hartspierweefsel zelf te sparen. De uitslag van deze onderzoekingen is bemoedigend.